Coöperatieve werkvormen zijn op verschillende momenten van de les inzetbaar en stimuleren het samenwerken. Flitsen is een van de 17 coöperatieve werkvormen, leerlingen kunnen hierbij hulp geven en vragen aan elkaar.
Er zijn 2 flitskaarten-bestanden:
- Bestand A heeft vijf vragen en vijf antwoorden (van de vragen van bestand B).
- Bestand B heeft vijf antwoorden (van de vragen van bestand A) en vijf vragen.
De leerkracht deelt de Presenter-bestanden met de leerlingen (bijv. via Prowise GO). De leerlingen zitten in tweetallen tegenover elkaar.
De ene leerling opent bestand A, de andere opent bestand B. De leerling met bestand A leest de eerste vraag hardop voor en geeft zelf hardop antwoord op zijn vraag, daarna gaat hij verder met vraag twee enz. De leerling met bestand B controleert steeds de antwoorden.
Na vijf vragen wisselen ze van rol.
De leerling met bestand B leest zijn eerste vraag hardop voor en geeft zelf antwoord op de vraag. Nu controleert de leerling met bestand A de antwoorden. Na vijf vragen zijn de leerlingen klaar.
Tip: je kunt uiteraard ook meer of minder vragen in de flitskaarten-bestanden klaarzetten.